Gisteren onderging ik in het Joods Historisch Museum de “Black Box”. Een mechanisch miniatuurtheater en multimediakunstwerk van William Kentridge. Het thema, de genocide van Herero en Nama in Zuidwest Afrika, het huidige Namibië. In 1904 kwamen deze volken in opstand tegen de diefstal van hun land en uitbuiting door hun Duitse bezetter. De strijd die erop volgde kostte naar schatting 80.000 Herero’s en Nama’s het leven.

Het 21 minuten durende schouwspel is opgebouwd uit gedetailleerde beeldlagen. Met associatieve archiefbeelden, krantenkoppen, houtskooltekeningen, figuren en mechanieken, transformeert Kentridge het geheel tot een theatrale animatiefilmvoorstelling.

Het maakproces: tekenen, filmen, (gedeeltelijk)wissen, wijzigen en weer filmen van krachtige houtskool- en pasteltekeningen, laat zien dat sporen van het verleden niet uitwisbaar zijn.

Behalve deze aangrijpende geschiedenis bevraagt het kunstwerk de vrijzinnige en emanciperende idealen van de Verlichting die zo vaak worden misbruikt om de gruwelijke misdaden te begaan.

Alles in het tentoongestelde werk van Kentridge drukt je met je neus op verleden. Ook zonder kennis van de geschiedenis, want daarover las ik pas na afloop. Het gebruik van mechanieken, korrelige film, krakende geluidsopnamen, zwart witte houtskooltekeningen, roept de geur van archieven op. Daarmee toont Kentridge niet alleen dat de sporen van het verleden onuitwisbaar zijn. Maar spiegelt Black Box ook de actualiteit in zijn werk.